Professor Johan De Mol uit bezordgheid over trajectcontroles in zone 30

Afbeelding bron: Photonews

De trajectcontroles in ons land in de zone 30 zijn zo afgestemd dat je een boete nauwelijks nog kan vermijden. Een bewuste keuze die tegen de borst stoot.
 

Het lijkt een logische maatregel om de verkeersveiligheid te verhogen: een trajectcontrole in een zone 30. Maar wat als die controle al 200 meter na het begin van de zone begint, en je simpelweg geen tijd hebt om af te remmen? Precies dat gebeurt nu in sommige gemeenten, en dat zorgt voor ophef.

Volgens professor Johan De Mol (UGent) hebben die controles in bepaalde gevallen weinig met veiligheid te maken, maar alles met inkomsten. In Het Nieuwsblad uit hij zijn bezorgdheid: “Dit heeft niets meer met verkeersveiligheid te maken.”

De Mol ziet hoe sommige gemeenten opvallend creatief omgaan met hun trajectcontroles. Het probleem zit hem in de timing: wanneer je bijvoorbeeld nog 50 km/u rijdt in de bebouwde kom en plots het bord ‘zone 30’ ziet opduiken, heb je nauwelijks de tijd om je snelheid aan te passen. En voor je het weet — nog altijd met 37 km/u — rij je recht een trajectcontrole binnen.

“Met 30 km/u rij je 200 meter in 24 seconden. Aan 35 km/u doe je er nog geen 4 seconden minder over.”
Prof. Johan De Mol (UGent)

Volgens De Mol speelt vooral de commerciële constructie achter de controles een grote rol. Veel gemeenten besteden de trajectcontroles uit aan privébedrijven. Die bedrijven krijgen in ruil een deel van de opbrengst van de boetes. Het gevolg? Trajectcontroles die opvallend kort zijn en op onlogische plekken starten of eindigen.

En dat roept vragen op: als de veiligheid het doel is, waarom worden deze trajectcontroles dan zo ‘strategisch’ geplaatst dat het bijna onmogelijk is om er niet geflitst te worden?

Eerder dit jaar kondigde Vlaams minister van Mobiliteit Annick De Ridder (N-VA) aan dat er een diepgaande evaluatie komt. Ze gaat de trajectcontroles door lokale besturen laten evalueren.